Trois Poèmes opus 59
De Trois Poèmes opus 59 werden geschreven met het oog op de
ingebruikname van het gerestaureerde en aan de nieuwe smaak aangepaste
orgel van de Ste. Clotilde.
Gregoriaanse melodieën vormen niet langer het uitgangspunt van de
compositie. Drie psalmtekstfragmenten geven uiting aan een kenmerkende
schrijfwijze die in feite de natuur van de componist weerspiegelt.
Poème I (25 nov. 1932)
'Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten, waarom houdt U
zich ver van mijn hulpgeroep, ver van mijn gejammer?' (psalm 22)
Poème II (11 nov. 1932)
'De Here is mijn Herder, Hij doet mij nederliggen in grazige weiden;
Hij voert mij aan rustige wateren; Hij verkwikt mijn ziel.' (psalm 23)
Poème III (26 oct. 1932)
'Looft de Eeuwige! Looft Hem met de lier en de harp! Looft Hem met
schallende cymbalen. Alles wat adem heeft, love de Here.' (psalm 150)
Olivier Messiaen die eind september 1933 de Trois Poèmes bij terugkeer
van de vakantie op de deurmat vond, brengt speciale waardering op voor
Poème II:
"Het lijkt me dat de stijl [van de Trois Poèmes] zeer
verschilt met die van l'Orgue Mystique... De harmonische en modale rijkdom
van de eerste Poème, het alleluiatische en verheerlijkende van de derde
vormen zeer mooie bladzijden.
Ik heb bijzondere waardering voor de tweede: Het stromende water van
de bourdons 8' en de bewonderenswaardige keus van de klankkleuren doen de
vrijheid van het contrapunt en de hevige en innerlijke emotie van de
muziek goed uitkomen".
Op het ingebruiknameconcert van het verbouwde orgel van de Ste.
Clotilde dat plaatsvond op 30 juni 1933 werden alleen de Poèmes I en II
door Tournemire uitgevoerd. De Trois Poèmes werden in 1933 bij Éditions
Henri Lemoine te Parijs uitgegeven.
Suite Évocatrice pour Grand Orgue opus 74
In dit werk wordt een oud procédé in een nieuw jasje gestoken. Direct
geïnspireerd door de klanken van het klassiek Franse orgel roept
Tournemire een sfeer op van de 17e eeuwse orgelmuziek.
Er is in dit stuk geenszins sprake van een stilistische omwenteling
want men vindt gemakkelijk de kenmerken van Tournemires stijl terug.
De Suite Évocatrice werd voltooid 25 juni 1938. De eerste
uitvoering vond plaats op 28 april 1939 door Tournemire in de St. Gervais,
de kerk waar eens Couperin organist was. Het werd opgedragen aan de
organist van die kerk: Paul Brunold. De Suite Évocatrice werd in
1938 uitgegeven bij Éditions Bornemann te Parijs.
Deux Fresques Symphoniques Sacrées opus 75/76
De Deux Fresques Symphoniques Sacrées vormen de laatste
orgelwerken van Tournemire.
Nog eenmaal keert Tournemire terug naar zijn grote liefde: het
gregoriaans.
Het commentaar van de componist op deze stukken:
"Deze Deux Fresques verheerlijken, de ene de geboorte
van Christus, de andere Pinksteren."
De eerste Fresque is gebaseerd op de hymne Jesu Redemptor
omnium. Tournemire:
"De zachte, bedekte harmonieën, de laatste uren van de
nacht oproepend. Spirituele nacht... De bevalligheid, onmerkbaar, zal op
het gebed antwoorden... Een thema van troost, verlossing, dringt
voorzichtig in de Symphonie door. Tenslotte heeft het uur van ontwaken
geklonken. De ziel is opgewarmd... Christus is geboren...De Geest heeft de
duisternis overwonnen."
De tweede Fresque heeft als onderwerp de sequentia Veni Sancte
Spiritus en de hymne Veni Creator Spiritus, beide gezangen voor
Pinksteren. Tournemire:
"De Openbaring aan hem in de hemelen. Een tintelend
carillon drukt de vrolijkheid van talloze wezens uit, en roept de komst
van Tongen als van Vuur op. Dan geschiedt het wonder. Een majesteitelijk
thema overheerst de vreugden van de menselijke ziel: het is de
verhevenheid van het Woord; daarna, een doordringende symfonie: het
onpeilbare mysterie van de Liefde."
De Deux Fresques Symphoniques sacrées werden opgedragen aan
Madame Alice Charles Tournemire en voor het eerst uitgevoerd op 23 mei
1939 door Tournemire in de Ste. Clotilde voor de Association des Amis
de l'Orgue. Ze werden uitgegeven door Max Eschig in 1943.
Trois Poèmes opus 59
Deux Fresques Symphoniques Sacrées opus 75/76
Deux Fresques Symphoniques Sacrées opus 75/76
Trois Poèmes opus 59
Deux Fresques Symphoniques Sacrées opus 75/76
Deux Fresques Symphoniques Sacrées opus 75/76
Trois Poèmes opus 59
In a comment Tournemire says: "The work was constructed in
Auvergne. The poems were written for the inauguration of the newly rebuilt
organ at Saint-Clotilde".
Gregorian melodies are no longer the starting-point for the
composition. Three excerpts from the psalms give utterance to a remarkable
writing; they in fact are reflecting the composer's character.
Poem I
'My God, my God, why hast thou forsaken me?' Why art thou so far
from helping me, and from the words of my roaring?' (Psalm 22)
Poem II
'The Lord is my shepherd. He maketh me to lie down in green
pastures: he leadeth me beside the still waters'. (Psalm 23)
Poem III
'Praise ye the Lord! Praise him with the psaltery and harp! Praise
him upon the loud cimbals. Let every thing that hath breath praise the
Lord. Praise ye the Lord.' (Psalm 150)
Olivier Messiaen found these poems at home when he returned from
holiday.
In a letter (end september 1933) he writes to Tournemire:
"It seems to me that the style differs a lot from l'Orgue
Mystique... The harmonic and modal richness from the first, the
alleluiatic and glorifying of the third poem are creating very
beautiful pages.
I especially appreciate the second one: the running waters of
the bourdons 8 and the remarkable choice of the timbres are
expressing the freedom of the counterpoint and the heavy inner
emotion of the music very well." |
During the inaugurational recital of the rebuilt organ at Ste. Clotilde,
which took place on 30 June 1933, only Poems I and II were played by the
composer.
Suite Evocatrice opus 74
In this piece an old procedure has been put in a new guise. Directly
inspired by the sounds of the french classical organ Tournemire evokes the
atmosphere of the 17th century organ music. In this there is no stilistic
change; one easily finds the hallmarks of Tournemire's style.
The Suite Evocatrice was completed the 25th of June, 1938. The
first performance took place at St. Gervais, Paris, the church in which
Couperin was an organist once. The piece was dedicated to Paul Brunold,
organist at St. Gervais at that time.
Deux Fresques Symphoniques Sacrées opus 75/76
The Deux Fresques Symphoniques are the last organ works of
Tournemire.
Once again Tournemire returns to his first great love: Gregorian
chant.
Tournemires commentary:
"These two Fresques were written to glorify the Nativity
and the Pentecost, respectively." |
The first Fresque is based on the hymn Jesu Redemptor omnium.
Tournemire:
"Very soft rounded harmonies suggest the closing hours of
night. This night is spiritual. Grace, imperceptibly, comes in
answer to prayer. A theme of Comfort, of Redemption, is gently
suffused into the symphony. Then it is time for the Awakening. The
sound has gained warmth. Christ is born. The Spirit has conquered
darkness." |
The second Fresque is based on the sequins Veni Sancte Spiritus and
the hymn Veni Creator Spiritus. The composer:
"The supreme Revelation has shone in the heavens. A joyful
chiming of bells expresses the rejoicing of innumerable creatures
and suggest the coming of the Tongues of Fire. Then the Miracle
takes place. A majestuous theme dominates the joys of human souls -
it is the majesty of the Word. Then comes a penetrating Symphony,
the unfathomable mystery of Love." |
The Deux Fresques symphoniques sacrées were dedicated to madame
Alice Charles Tournemire and premiered on 23 May 1939 in a recital given
by the composer himself for l'Association des Amis de l'Orgue in
Ste. Clotilde. |