De eerste bundel met Three Psalm-Preludes werd geschreven in de
periode 1915/16 en uitgegeven in 1921. Er is hier geen sprake van
psalmmelodiebwerkingen maar van vrije impressies op basis van onberijmde
psalmenteksten.
De tweede Psalm-Prelude is een lieflijke beschouwing over psalm 37:11
"maar de ootmoedigen beërven het land en verlustigen zich in grote
vrede". In de derde Psalm-Prelude van deze bundel geven repeterende
noten gestalte aan pslam 23;4 "Zelfs al ga ik door een dal van diepe
duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij; uw stok en uw
staf, die vertroosten mij". De struktuur van dit stuk is zoals we
vaan zien bij Howells: een langzame opbouw naar een climax en vervolgens
een decrescendo naar een verstild slot.
De tweede bundel met Three Psalm-Preludes ontstond in de jaren
1938/39. De basis van deze Psalm-Preludes zijn ook weer onberijmde
psalmteksten.
De eerste psalm-Prelude werd gebaseerd op psalm 130:1 en heeft als
subtitle 'De profundis clamavi ad te, Domine'. De keus voor deze
psalmtekst zal ongetwijfeld in verband hebben gestaan met het verlies van
Howells' enige zoon, die in 1935 overleed ten gevolge van een
hersenvliesontsteking. Dit tragische verlies leidde uiteindelijk tot de
compositie van Howells' meesterwerk: Hymnus Paradisi (1938), een groot
werk voor twee solostemmen, koor en orkest.
De dramatische geladenheid van deze Psalm-prelude komt tot uiting in
een verfijnde harmonische en ritmische expressie. Vol impressionistisch
raffinement is de tweede Psalm-Prelude die werd geinspireerd door psalm
139:12 "zelfs de duisternis verbergt niet voor U, maar de nacht licht
als de dag, de duisternis is als het licht".
De derde psalm-Prelude uit deze bundel is een uitbundige jubelzang
uitgaande van psalm 33:3 "Zingt Hem een nieuw lied, speelt schoon op
de snaren onder geschal".
De Siciliano for a High ceremony werd speciaal geschreven ter
gelegenheid van de huwelijksbevestiging tussen Jane Mcneil en de Earl of
Dalkeith die plaats vond in St. Giles' Cathedral te Edinbrugh op 10
januari 1953. De sfeer van dit werk is eerder ingetogen en weemoedig dan
vrolijk. Verder draagt het alle kenmerken van Howells gerijpte stijl:
geraffineerde harmonieën en een vloeiende ritmiek.
De Partita werd gecomponeerd in 1971 en opgedragen aan Edward
Heath ter gelegenheid van diens verkiezing tot Prime Minister van
Engeland. De eerste uitvoering werd gegeven in bijzijn van Heath op 23
februari 1982 in de Royal Festival Hall te Londen door John Birch. De
Partita is het meest omvangrijke orgelwerk sinds de Sonata uit 1933.
Het is een vrij orgelwerk bestaande uit vijf delen: Intrata,
Interlude, Scherzo and Epilogue, Sarabande, Finale and Retrospect.
Het is opvallend dat de schrijfwijze van de bijna 80-jarige componist
nog niets aan vitaliteit heeft ingeboet, integendeel, het werk getuigt nog
van jeugdige frisheid en kracht. Een aantal vernieuwingen in schrijfwijze,
reeds begonnen bij de 4e Rhapsody, zetten zich voort in de Partita: de
uitdunning van het aantal stemmen, de verscherping van de dissonanten, de
zeer onrustige ritmiek en een veelvuldige wisseling van tonaal centrum.
Howells baseerde de Partita op een ladder die de voor hem favoriete
intervallen bevatten zoals de kleine en grote terts, overmatige kwart en
de kleine en grote septiem.
De Intrata begint sterk declamatorisch en wordt verder gekarakteriseerd
door scherpe ritmes, accentverschuivingen en, voor wat we van Howells
gewend zijn, harde dissonanten. Sterke en zachtere passages wisselen
elkaar af en dragen verder bij tot het grillige en hier en daar bijna
agressieve karakter van dit deel.
Het tweede deel, Interlude, is, in kontrast met de Intrata, langzaam en
naar binnen gekeerd. Een eenstemmig voorgedragen melodie wordt vervolgens,
sober ondersteund met melodische en ritmische wijzigingen herhaald. Een
coda in etherische tinten boven een orgelpunt op groot C besluit dit deel.
In het Scherzo and Epilogue wordt, ondersteund door een enkele
pedaalnoot in unisono oktaven het materiaal geëxposeerd dat in het
verdere verloop van dit stuk wordt ontwikkeld. De agitato beweging en de
oktaven van het begin brengen een kille sfeer teweeg die later nog wordt
verstrekt door enkele snijdende dissonanten. Via een éénstemmig
koppelmotief wordt de overgang gemaakt naar de Epilogue. De kilte en
gedesillusioneerdheid van het Scherzo maken plaats voor een nostalgische
sfeer. Deze wordt teweeg gebracht door kleurrijke
akkoorden die dienen als begeleiding voor een in het pedaal gespeelde
melodie die nog reminiscenties heeft aan de thematiek van het Interlude.
De Sarabande draagt als subtitel 'for the 12th day of any October' en
is een eerbetoon aan Vaughan Williams die op 12 oktober 1972 honderd jaar
geleden werd geboren. Howells verklaarde dat alles wat hij in dit jaar zou
componeren in zekere mate verbonden zou zijn met Vaughan Williams. De
Sarabande is een statige dans vol ingekeerdheid en melancholie. Ronduit
schitterend is de modulatie aan het slot naar E groot.
In de Finale and retrospect keert de luisteraar weer terug in de
werkelijkheid. Stormachtige oktaven en ingewikkelde contrapuntiek doen ons
onmiddellijk terug denken aan het eerste deel. Enkele rustige passages
vormen de overgang naar de Retrospect met daarin een citaat van het slot
van de Intrata. Zeer verrassend is het slot: een groot septiemakkoord op
C. Nog niet eerder gebruikte Howells dit akkoord om een orgelwerk te
besluiten.
LIJST VAN ORGELWERKEN
Uitgegeven door Novello:
Organ Sonata in C minor (1911)
Three Psalm-Preludes Set 1 op.32 (1915/16)
Two Slow Airs for Organ (1928/87)
Sonata for Organ (1933)
Three Psalm-Preludes Set 2 (1938/39)
Six pieces for Organ (1940/45)
Siciliano for a High Ceremony 91952)
Prelude De Profundis (1958)
Rhapsody no.4 Bene Psallite in Vociferatione (1958)
Two Pieces (1959)
Partita (1972)
Three Pieces for Organ
Six Short Pieces for Organ
Uitgegeven door Stainer & Bell:
Three Rhapsodies for Organ op.17 (1915/18)
Uitgegeven door Banks Music Ltd.:
Epilogue (1974) from The Hovingham Sketches
|